Just another WordPress.com weblog


Een reactie plaatsen

Schildklier: meest onderzocht en minst begrepen (5)

Behalve de noodzaak tot een juiste omzetting van T4 naar het biologisch actieve T3 (zie vorige blog) is er nog een zeer belangrijke schakel. Daarvoor eerst even een klein zijspoor.

Alle signaalstoffen in het lichaam, of het nu hormonen of neurotransmitters zijn, werken d.m.v. het aanhechten van de stof aan specifieke receptoren op de cel. Zeg maar het principe van de sleutel en het slot. Beiden dienen aanwezig te zijn, goed te werken en de een moet passen op de ander. Een veel voorkomend probleem is een verminderde gevoeligheid van receptoren. Een voor iedereen bekend voorbeeld is Diabetes mellitus type II, ook wel ‘ouderdomssuiker’ genoemd. Deze laatste aanduiding gaat vandaag de dag niet meer op, omdat het ook steeds vaker op heel jonge leeftijd optreedt, maar dat terzijde. De meesten zullen wel weten dat we bij suikerziekte (Diabetes) onderscheid maken tussen type I (juveniele Diabetes) en type II (ouderdomssuiker). In geval van type I is er een tekort aan het hormoon insuline doordat de alvleesklier (pancreas) niet goed meer werkt. In geval van type II is er als regel voldoende insuline, niet zelden zelfs teveel (hyperinsulinisme) maar zijn de receptoren voor insuline verminderd gevoelig. We noemen dat Insulineresistentie. 

Bestaat dit onderscheid tussen type I en type II ook bij andere hormoonklieren? Het zou logisch zijn, maar de realiteit is anders. Iemand die daar terecht de vinger bij legt is de Amerikaanse arts Dr. Mark Starr. Hij pleit er, met anderen, voor om ook bij een te trage schildklier stofwisseling hetzelfde onderscheidt te maken. We krijgen dan Hypothyreoïdie type I en Hypothyreoïdie type II. Analoog aan Diabetes mellitus is er in het eerste geval sprake van een tekort aan schildklierhormonen, bijv. doordat de schildklier te traag werkt. In het tweede geval echter is er wellicht sprake van een normale schildklierfunctie, maar is er een resistentie van de receptoren. Het resultaat is overigens in beide gevallen dat er een klachtenpatroon ontstaat dat gelijk is.

In de reguliere diagnostiek wordt alleen met type I rekening gehouden. Type II speelt daar geen rol. Wanneer deze laatst stoornis veel voorkomt, en er is alle reden om dat aan te nemen, dan hebben we het hier dus over een categorie mensen die bij de arts komen met klachten als vermoeidheid e.d. terwijl een bloedonderzoek mogelijk vlgs. medische criteria geen afwijkingen laat zien. Deze mensen krijgen vervolgens het bericht mee dat het in elk geval niet de schildklier is. Een teleurstellende rondgang door het medische circuit start en leidt vrijwel zonder uitzondering tot de frustratie van onbegrepen klachten.


2 reacties

Verminderde receptor gevoeligheid is bron van problemen.

Op veler verzoek nog even een samenvattend verhaal inzake de problemen als gevolg van verminderde receptor gevoeligheid.

Prof. (em) György Csaba heeft met zijn onderzoeksgroep in de achterliggende decennia overtuigend en gedetailleerd aangetoond dat er allerlei factoren zijn die leiden tot een verminderde gevoeligheid van hormoon- en neurotransmitter receptoren. En dat dit probleem zich niet automatisch herstelt.

De periode tijdens de zwangerschap en in de eerste maanden (tot een jaar) na de geboorte is een mens bijzonder gevoelig voor deze receptor modulatie. Dat wil concreet zeggen dat allerlei factoren tijdens die periode een veel grotere kans geven op blijvend verminderde gevoeligheid van bepaalde receptoren. Dat wil zeggen dat er, gezien de enorme toename van verstorende factoren in de afgelopen 20 jaar een toenemend aantal baby’s geboren worden met een verstoorde functie van bepaalde hormonen en/of neurotransmitters vanaf dag 1 van hun leven. Dit kan gebeuren door bijzondere factoren tijdens de zwangerschap of bevalling, denk aan sterke stress voor de moeder, gebruik van medicamenten, roken, weeënopwekkers (Oxytocine), etc. Maar Csaba heeft ook de term ‘Metabolic Imprinting’ en ‘Transgenerational Imprinting’ geïntroduceerd. Dit betekent dat een verstoring van de regelsystemen bij de ouders (moeder m.n.) een gelijksoortige verstoring kan veroorzaken bij het ongeboren kind, die NIET genetisch is. Doordat dit patroon in de generaties kan worden doorgegeven kan makkelijk gedacht worden dat er sprake is van een genetische (en dus onvermijdelijke) factor, maar dat is in die gevallen niet waar.

Inzake Oxytocine, ook wel het knuffelhormoon genoemd, heb ik inmiddels de ervaring dat een verstoring van de gevoeligheid van de Oxytocine receptoren niet alleen wordt veroorzaakt door toediening van synthetisch Oxytocine rond de bevalling of tijdens de periode van de borstvoeding. Ook gebrek aan liefde, geborgenheid en veiligheid in de vroege baby-periode kan een soortgelijk beeld oproepen. Het toedienen van synthetisch Oxytiocine (bv. in de vorm van een neusspray) om klachten te verminderen, zoals sommigen voorstaan is m.i. een volstrekt ongewenste gang van zaken omdat het de receptorgevoeligheid eerder verder zal doen afnemen, waardoor er een impliciete afhankelijkheid voor deze kunstmatige prikkel ontstaat. Goed voor de producent maar niet goed voor de cliënt/patiënt.

Een categorie verstorende factoren die zeer wijdverbreid zijn en veelal vergeten wordt zijn de plastic weekmakers. Vooral Bisphenol A  vormt een grote bedreiging voor de functie van de oestrogeen receptoren. Vooral bij zwangere vrouwen, zuigelingen en kinderen een erg belangrijke factor. Verbazingwekkend hoeveel mensen de hele dag water lopen te drinken uit plastic flesjes die weekmakers bevatten. Het Duitse lab Medivere diagnostics heeft een praktische bloedtest beschikbaar om de BPA belasting in het bloed vast te stellen.

Ook verstoring van de receptor gevoeligheid van diverse neurotransmitters komt veelvuldig voor. Talloze psychische, psychiatrische aandoeningen en klachten, maar ook leer- en gedragsstoornissen bij kinderen zijn terug te voeren op deze onderliggende problematiek. Het goed nieuws is dat bij een juiste behandeling deze receptoren te resetten zijn. Bijzonder effectief, maar niet simpel. Voorwaarde is dat er een gedetailleerde kennis is rondom het functioneren van het kind c.q. de volwassene en dat er een gedegen kennis is inzake de neurofysiologische achtergrond van de klachten. Alleen gedegen maatwerk kan hier oplossingen bieden.


109 reacties

Jodiumtekort – een onderschat probleem

Algemeen wordt altijd aangenomen dat we in Nederland geen jodiumtekort meer hebben sinds de invoering van het JOZO-zout en sinds bakkers hun brood bakken met gebruikmaking van dit jodiumhoudend zout. Voordien kwam in Nederland ‘kropziekte’ veel voor. De ADH (aanbevolen dagelijkse hoeveelheid) voor jodium is sindsdien vastgesteld op 150 mcg (=0,15 mg) per dag. De WHO (World Health Organization) heeft evenwel vorig jaar gerapporteerd dat jodiumtekort een wereldwijd gigantisch probleem is. Voor de Nederlandse situatie is becijferd dat meer dan 6 miljoen mensen dagelijks minder dan 100 mcg. jodium binnenkrijgen. Zie: www.jodiumtekort.nl

Terecht stelt de wetenschap dat de ADH aangeduid kan worden als de minimaal noodzakelijke dosis om geen gebreksziekte (kropziekte) te krijgen maar dat dit een verre van optimale dosis is. Vermoedelijk ligt de optimale dosis meer in de buurt van wat de Japanners dagelijks via de voeding binnen krijgen, circa 12 mg, dat is dus 80x meer). Doordat de Japanse keuken dagelijks gebruikmaakt van producten afkomstig van zeewier (een zeer rijke jodiumbron) behoren ze tot de bevolking met de hoogste jodiuminname.
•      Wanneer het jodium depot in het menselijk lichaam voor 90% of meer is gevuld onttrekt de schildklier daarvan 10% voor de eigen functie. Dat betekent dat 90% beschikbaar is voor de overige functies, en dat zijn er veel. De meeste mensen koppelen jodiumgebruik alleen aan de schildklierfunctie. Op het moment dat het jodiumdepot te laag is schakelt de schildklier over op een verbruik van die te lage voorraad van maar liefst 80%. Dat heeft te maken met de hiërarchische betekenis van de schildklier binnen het lichaam. Is er een tekort dat gaat de schildklier vóór.
Een aantal belangrijke functies van jodium in ons lichaam:
•    Jodium is absoluut noodzakelijk voor een gezonde schildklierfunctie.
•    Maar ook voor een gezonde functie van de borstklieren, de eierstokken en de prostaat. Vrouwen met een te laag jodiumdepot hebben een aanzienlijk grotere kans op borstkanker. In Japan is borstkanker een veel minder voorkomend probleem dan in de rest van de westerse wereld.
•    Jodiumtekort leidt tot een grotere kans op schildklier kanker.
•    Jodium heeft een belangrijke beschermende werking tegen bepaald veelvoorkomende giftige substanties als fluor, broom en in mindere mate helpt het bij de ontgifting van kwik en lood.
•    Jodium is een belangrijke antioxidatieve stof (gaat vrije-radikalen schade tegen).
•    Jodium is een zogenaamde ‘apoptose-inductor’. Apoptose is ‘geprogrammeerde celdood’ een normale en noodzakelijke functie die er voor zorgt dat een cel een bepaalde levenscyclus heeft en na verloop van tijd plaats maakt voor een nieuwe cel. Kankercellen staan erom bekend dat ze de apoptose-genen blokkeren en daardoor een soort ‘onsterfelijkheid’ bereiken. Daarmee heeft jodium dus belangrijke anti-kanker effecten.
•    Jodium heeft belangrijke anti-atherosclerose (hart- en vaatziekten) werking.
•    Jodium is belangrijk voor een optimale functie van het immuunsysteem.
•    Er is een relatie aangetoond tussen jodiumtekort en mastopathia fibrosa cystica (een goedaardige woekering met cystevorming in borstklierweefsel, soms overgaan in borstkanker).
•    Jodium heeft een effect tegen uitzaaiingen van een bestaande tumor.
•    Jodium is het beste natuurlijke antibioticum, antivirale middel en antisepticum dat we hebben. Daarom wordt er bij operaties nog altijd gebruik van gemaakt om de huid rond het te opereren lichaamsdeel grondig te ontsmetten. Jodium heeft de breedste werking, de minste bijwerkingen en ontwikkelt geen resistentie bij de bacteriële ziekteverwekkers.
•    Symptomen die samenhangen met een jodiumtekort zijn o.a.
o    Spierkramp
o    Koude handen en voeten
o    Neiging tot gewichtstoename
o    Slecht geheugen
o    Constipatie
o    Depressie
o    Hoofdpijn en migraine
o    Oedeem (vocht vasthouden)
o    Spierpijn
o    Fibromyalgie
o    Zwakte
o    Droge huid
o    Breekbare nagels
•    Moeders die tijdens de zwangerschap onvoldoende jodium binnenkrijgen hebben een aanzienlijk grotere kans op het krijgen van kinderen met ADHD
•    Jodium is essentieel voor de functie van alle hormoonreceptoren en de receptoren van diverse neurotransmitters. Een hormoon heeft pas een functie als het kan aanhechten aan een specifieke hormoonreceptor. Er kunnen klachten ontstaan door een tekort aan het hormoon (bv. Diabetes Type I) of door een verminderde gevoeligheid van de hormoonreceptor (bv. Diabetes type II).
•    Jodiumtekort kane en rol spelen bij het ontstaan van aandoeningen als speekselstenen, ziekte van Dupuytren (contractuur van pezen in de handpalm).
•    Jodium is effectief ingezet om chronische overmatige slijmvorming in de luchtwegen tegen te gaan.
•    Jodium wordt (normaal gesproken) in grote hoeveelheden aangetroffen in de hersenen, met name ook in die delen die betrokken zijn bij ziekte van Parkinson.
•    Jodiumtekort is mogelijk een factor bij het ontstaan van glaucoom (staar).
•    Jodium kan corrigerend werken op verstoorde cholesterol en triglyceriden waarden en hartritme stoornissen.
•    Jodium is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het I.Q. bij baby’s.
•    Kinderen met ADHD en autisme hebben veelal een jodiumtekort.
•    De vorming van histamine (een stof die verantwoordelijk is voor de typische verschijnselen bij allergische klachten) wordt geremd door jodium. Jodiumtekort stimuleert op deze manier het optreden van allergische verschijnselen.
•    Jodium is betrokken bij de productie van diverse enzymen in de darm waaronder lactase, het enzym dat we nodig hebben om lactose (=melksuiker) te kunnen verteren. Lactose intolerantie komt erg veel voor tegenwoordig.