In de reguliere geneeskunde wordt de schildklier functie beoordeeld aan de hand van de bloedwaarden van TSH en FT4. In eerdere blogs heb ik al geïllustreerd dat dit een ernstige beperking is waardoor veel mensen met een verminderde activiteit van de schildklierstofwisseling gemist worden. Daarnaast is er een nog groter aantal mensen die regulier behandeld worden voor een te trage schildklierfunctie (hypothyreoïdie), volgens de maatstaven van de artsen correcte bloedwaarden hebben en tóch rond blijven lopen met tal van verschijnselen die kenmerkend zijn voor een te trage schildklierstofwisseling. In deze blog wil ik één veel voorkomend voorbeeld noemen van een misinterpretatie van de bloedwaarden, omdat men vergeet dat de schildklier een intergraal onderdeel is van een complex regelsysteem (neurohormonale systeem) en niet solistisch functioneert. Als regel laat een arts bloed prikken op TSH (hypofysie hormoon) en FT4. Dit laatste staat voor ‘Vrij T4” en heeft betrekking op het ongebonden schildklier pro-hormoon T4. T4 komt namelijk ook in gebonden vorm voor, dan is het gekoppeld aan TBG (Thyroid Binding Globuline) een transporteiwit voor T4. De aldus gekoppelde T4 is inactief en moet losgemaakt worden wil het werkzaam zijn. Een veel voorkomend probleem bij vrouwen in deze tijd is oestrogeen dominantie. Dat wil zeggen dat de balans tussen de vrouwelijke hormonen oestrogeen en progesteron is verstoord. Er zijn tal van complexe oorzaken voor aan te wijzen, één daar van is chronisch verhoogde cortisol productie (stress hormoon), een andere is het gebruik van hormonale anticonceptiva (de Pil). Te hoge oestrogeen waarden verhogen de concentratie van TBG. Hierdoor neemt het percentage geboden T4 toe en het vrije FT4 af. Dit laat dan te lage FT4 waarden in het bloed zien en de arts zal concluderen dat de schildklier nog te traag werkt waarna doorgaans de reguliere medicatie wordt verhoogd. Ook dit bewijst weer hoe belangrijk het is om het totale plaatje te bekijken en bovenal om te denken en te handelen vanuit samenhang.
Tagarchief: Pil gebruik
De onbekende schaduwzijde van ‘De Pil’
Volgens het CBS is er een duidelijke afname van het aantal vrouwen dat de anticonceptiepil gebruikt. Bijna 7 van de 10 vrouwen tussen 18 en 45 jaar gebruikten in 2008 een voorbehoedmiddel. Van de vrouwen in deze leeftijdscategorie slikte 40 procent de pil. In 1998 was dat nog bijna 50 procent. Op zich is dat goed nieuws, want slechts weinigen realiseren zich dat de pil een allesbehalve onschuldig goedje is. Het voorschrijfgedrag van huisartsen doet overigens anders vermoeden. Hoeveel jonge tienermeisjes krijgen niet zonder blikken of blozen de pil voorgeschreven. Is het niet vanwege de anticonceptie, dan wel vanwege acné of menstruatieklachten.
Afgezien van de onnatuurlijke en ingrijpende consequenties die pilgebruik heeft op de hormale balans van de meisjes en vrouwen, is er een ander nadeel dat doorgaans niet of nauwelijks wordt gecommuniceerd. Om dat te begrijpen is het van belang om iets meer te weten over ‘bijwerkingen’ van reguliere geneesmiddelen.
Er zijn feitelijk twee soorten bijwerkingen. De ene soort staat doorgaans goed beschreven in de bijsluiter. Het zijn effecten die als regel kort na het begin van het gebruik van het geneesmiddel optreden. Daardoor wordt de link meestal vrij snel gelegd, is het niet door de gebruiker zelf, dan wel door de huisarts. Juist daarom is dit de minst gevaarlijke groep van bijwerkingen. Er is een andere groep bijwerkingen die we ook wel aanduiden als ‘depletie effecten’. Depletie effecten zijn tekorten van bepaalde nutriënten (voedingsstoffen) die in het lichaam tal van belangrijke functies vervullen. Doordat reguliere geneesmiddelen meestal zijn samengesteld uit onnatuurlijke stoffen (die in de vrije natuur niet voorkomen), want alleen díe zijn namelijk te patenteren, hebben ze ook een onnatuurlijk effect op het lichaam. Dit onnatuurlijk effect kost het lichaam wat, en soms veel. Het betekent een verstoring van een natuurlijk evenwicht en dit kan er toe leiden dat allerlei stoffen in een ‘tekort’ belanden. Het betekent dat de natuurlijke processen die van deze stoffen afhankelijk zijn steeds meer in de problemen komen. Hierdoor kunnen allerlei andere kwalen en klachten ontstaan. Echter, doorgaans ontstaan die tekorten niet van de één op andere dag, het kan soms wel een paar jaar duren voordat de tekorten dusdanig zijn opgelopen dat er klachten of zelfs ziekten door ontstaan. Het is niet waarschijnlijk dat na zoveel tijd het verband nog wordt gelegd met een geneesmiddel dat al enkele jaren, schijnbaar zonder problemen, wordt gebruikt.
Hoewel je niet kunt spreken van ‘De Pil’ want er is onder die noemer tegenwoordig een heel scala aan verschillende medicijnen op de markt, zijn er wel sterk overeenkomstige depletie effecten van deze groep geneesmiddelen.
De belangrijkste depletie effecten zijn:
- Foliumzuur
- Magnesium
- Tyrosine
- Vitamine B2
- Vitamine B3
- Vitamine B6
- Vitamine B12
- Vitamine C
- Zink
Er is over elk van deze stoffen veel te schrijven, want het betreffen allemaal voor de gezondheid essentiële nutriënten.
Voor dit moment wil ik ‘zink’ er even uitlichten. Zink is één van de zeer belangrijke sporenelementen, betrokken bij een groot aantal processen. Zie elders op de weblog. Zink is een antagonist van koper. Dat betekent dat zink nodig is om koper onder controle te houden. Wanneer er teveel koper is kan dit door de inname van extra zink worden uitgescheiden. En omgekeerd wanneer de zink inname te laag is en de koper inname te hoog dan gaat dit ten koste van de functie die zink heeft in het lichaam.
De zink-koper balans is van uitzonderlijk groot belang voor de gezondheid. Wanneer er te hoge koperspiegels zijn kan dat leiden tot kanker, schizofrenie, (manische) depressie, extreme angsten, paranoia, hallucinaties, epilepsie e.a. De zink inname in Nederland is al niet hoog maar het verbruik daarentegen wel. Vanwege de enorme suikerconsumptie alleen al is het zinkverbruik bij de westerse mens enorm gestegen. Daarnaast krijgen mensen veel te veel koper binnen o.a. via het drinkwater, aangezien we in alle woningen tegenwoordig gebruik maken van koperen leidingen voor het drinkwater. Ook vitamine C tekort en vitamine B3 tekort geven een verdere toename van de koper concentratie in het lichaam. Het is een goed gedocumenteerd feit dat vrouwen die de pil gebruiken te hoge koperspiegels hebben. Deels door de depletie van vitamine C, vitamine B3 en zink, deels doordat ceruloplasmine, een koperbevattend eiwit, sneller wordt geproduceerd o.i.v. de vrouwelijke oestrogenen.
Vanuit het oogpunt van gezondheidsbevordering en ziektepreventie zal het u niet verbazen, dat we tegen de achtegrond van het voorgaande, een afname van pilgebruik onder Nederlandse vrouwen van harte toejuichen.
Het risico dat de gevolgen van pil gebruik leiden tot ongewenste kinderloosheid, is zeer reëel. In die gevallen zal de gynaecoloog geen oorzaak voor de uitblijvende kinderwens kunnen vinden, maar op fysiologisch vlak is die oorzaak er wel.