Wil een systeem kunnen reguleren dan dient het altijd twee tegengestelde processen in gang te kunnen zetten. Een thermostaat dient warmte te kunnen vragen maar ook de productie van meer warmte te kunnen stoppen. Een auto is pas functioneel als er een gaspedaal (versnellen) in zit maar óók een rempedaal (afremmen). Zo is het ook bij de regelsystemen in het menselijk lichaam. Er zijn hormonen die gericht zijn op meer activiteit (stresshormonen, schildklierhormonen) en anderen zijn meer gericht op het aanleggen van reserves (insuline). Ook bij de neurotransmitters zie je een zelfde tweedeling, activerende (zoals dopamine en glutamaat) en remmende (gamma-aminoboterzuur [GABA], serotonine, glycine).
Het autonome zenuwstelsel bestaat uit twee subsystemen (eigenlijk 3 maar die laatste laten we even buiten beschouwing), de sympaticus en de parasympaticus. De eerste stuurt het organisme aan als het gaat om actie en activiteit, stress, om energie productie dus, het leidt tot verbruik van reserves en slijtage. De tweede zorgt voor de instandhouding van het lichaam, regeneratie, herstel in de breedste zin van het woord, slaap (onze belangrijkste herstelperiode), spijsvertering, uitscheidingen etc. Dit leidt tot herstel van beschadigingen, het aanvullen van verbruikte reserves e.d.

Balans
Vergelijk het maar met een balans, er dient een bepaald evenwicht te zijn tussen verbruik en herstel. We kennen dat van de boekhoudkundige balans.
Het is kernachtig te illustreren aan de hand van het functioneren van een spier. De samentrekking van de spier (contractie) is nodig wil de spier arbeid kunnen leveren. We kunnen dat vergelijken met de sympaticus modus (actie, activiteit).

Spierarbeid
Wil de spier evenwel arbeid blijven leveren dan is het van belang dat de spier ook weer ontspant (relaxatie). Alleen dan kan de spier weer vers bloed krijgen en daarmee voedingsstoffen en zuurstof. Dit is de herstelfase. Blijft die te lang uit dan gaat de spier “verzuren”. De spiercellen schakelen over op een andere vorm van energie voorziening die geen zuurstof gebruikt (anaerobe glycose). Niet onbelangrijk in geval van overleven (vluchten-of-vechten). Die toestand van verzuring noemen we ‘hypoxie’ (hypo = te weinig en oxy = zuurstof).
De Duits-Joodse Fysioloog Otto Warburg heeft in 1931 de Nobelprijs gekregen voor zijn ontdekking waarom een gezonde cel een kankercel wordt. Volgens zijn onderzoek is er maar één primaire oorzaak van kanker en dat is ‘hypoxie’. Alle andere mogelijke oorzaken van kanker veroorzaken hypoxie en daarom veroorzaken ze kanker.
Wat voor een individuele spier geldt is zeker ook van toepassing op het totale organisme. Het oude gezegde “de boog kan niet altijd gespannen zijn” verwijst naar deze noodzaak. Daarover een volgende keer meer.