De scheiding tussen lichaam en geest die methodisch tot uiting komt in de opbouw van de reguliere zorg in een ‘geestelijke gezondheidszorg’ en een meer technisch, lichamelijk gerichte medische zorg is een lastige en hardnekkige erfenis van het verleden. Dit leidt vaak en gemakkelijk tot een veel te eenzijdige benadering van klachten. Bij vermoeidheid en burnout is dat een veel voorkomend probleem. Als er lichamelijk klinisch geen relevante informatie te vinden is wordt de fysiologische kant (stofwisseling) gelijk maar helemaal buiten beschouwing gelaten. Bij burnout bijvoorbeeld, durf ik de stelling aan dat er áltijd (!) ook een fysiologische ontregeling is. Een ontregeling die doorgaans het “point of no return” gepasseerd is, wat betekent dat het lichaam niet ‘automatisch’ weer in de optimale toestand terug komt als je de omstandigheden maar even optimaliseert.
Een markant voorbeeld zag ik deze week in de praktijk. het betrof een jongedame met een al langer bestaand en hardnekkig slaapprobleem, hoge spierspanning en vermoeidheid.
Onderstaande grafiek toont een vergelijk tussen een meerdaagse (3 dagen) HRV meting van een half jaar geleden en recentelijk (gedurende 5 dagen). In die tussenliggende periode zijn er geen gerichte gedragsveranderingen geweest maar wel een behandeladvies dat gericht was op het herstel van de functie van diverse remmende neurotransmitters, waardoor zowel de hoeveelheid als de kwaliteit van het herstel en uiteraard, de slaap, zouden moeten verbeteren.
De herstel index gaat in die periode van 18% naar 48% terwijl we vanaf 60% de kwalificatie “goed” geven. Verder is de gemiddelde HRV (hartslagvariatie) gedurende de nacht van 32 ms (milliseconden) opgeschoven naar 54 ms. De gemiddelde HRV in de nacht is een directe maat voor de kwaliteit van het herstel en meer in het bijzonder van het functioneren van de 10e hersenzenuw, de Nervus Vagus, de hoofdbundel van de Parasympaticus tak van het Autonome zenuwstelsel (zie figuur hieronder).
Het slapen is significant verbeterd en ook de energie is beduidend beter dan een half jaar geleden.
Het verbeteren van gedrag kan voor herstel een noodzakelijke voorwaarde zijn, maar het optimaliseren van de interne fysiologie niet minder. Dat illustreert deze casus op treffende wijze.
De gevolgen van het gebruik van weeënopwekkers op de gevoeligheid voor de eigen oxytocine is uitvoerig elders op deze blog beschreven. Daarnaast blijkt een onbekend deel van de mensen met een hechtingsstoornis vanwege stress in de zeer vroege levensfase een verlaagde oxytocine gevoeligheid te hebben. Naar schatting zou 1 op de 3 mensen in ons land daar last van hebben. Alles met elkaar is het reëel om te veronderstellen dat een groot aantal mensen in ons land een verlaagde gevoeligheid voor oxytocine hebben.
De manier waarop zich dat uit is zeer divers en lang niet altijd gemakkelijk te herkennen.
Oxytocine is samen met Vasopressine op hersenniveau o.a. verantwoordelijk voor de aansturing van de Nervus Vagus. Deze zenuwbundel is een zeer belangrijke component van het parasympatische (PS) deel van het autonome zenuwstelsel ( ANS balans.pages ). De PS stuurt processen aan die te maken hebben met herstel, regeneratie, slaap (als het goed is onze belangrijkste regeneratie periode), uitscheidingen etc. Een verlaagde Oxytocine gevoeligheid vanaf de vroege kindertijd kan zich manifesteren in een blijvend slechte functie van de N. Vagus en daarmee een blijvend tekort op de balans aan de zijde van herstel.
Dit betekent concreet dat iemand versnelt inteert op de lichamelijke reserves. De grote vraag is dan vervolgens hoe toereikend die reserves zijn. Sommige mensen houden dat heel lang vol anderen veel minder. Maar vroeg of laat geeft dit problemen. Plat gezegd leidt het tot een versnelde biologische veroudering waardoor ook de ongemakken van het ouder worden jaren eerder, en soms vele jaren eerder, zullen optreden, inclusief het risico op chronisch degeneratieve ziekten.
Mensen met een slechte N. vagus functie en dus met een slecht herstel hebben als regel een lage gemiddelde hartslag variatie (HRV) in de nacht. Middels een HRV meting is dat inzichtelijk te krijgen. Hieronder een voorbeeld van een persoon met een bijzonder lage gemiddelde HRV (RMSSD) in de nacht (periode met blauwe lijn eronder).
Ter vergelijk hier een profiel van iemand met een uitstekend herstel in de nacht:
De 72uurs (of langer) HRV meting geeft een gedetailleerd beeld van het functioneren van het Autonome Zenuwstelsel gedurende de hele meetperiode, tijdens het leven van alle dag (werken, vrije tijd en nachtrust).
Een paar belangrijke statements op basis van voornoemd onderzoek:
Slapen en herstellen zijn helaas geen synoniemen. Mensen kunnen aangeven voor hun besef prima geslapen te hebben terwijl het herstel toch onvoldoende of misschien zelfs slecht is.
Mensen met een slecht herstel gedurende de slaap zijn niet per definitie vermoeid. Denk maar aan de al eerder gebruikte metafoor van de zalm (https://ccgforum.com/category/stressvolle-beroepen/) lange tijd kunnen mensen die in een zgn. sympaticus dominante toestand verkeren heel veel doen zonder dat ze geconfronteerd worden met de gevolgen van een slecht herstel. De metafoor van de zalm bewijst dat ‘prestatieniveau’ en ‘energie-beleving’ geen betrouwbare graadmeters zijn voor vitaliteit en gezondheid.
Wanneer mensen een slecht herstel gedurende de slaap hebben waarbij dat níet terug te voeren is op het gedrag ’s avonds (of overdag) is er per definitie een storing in de functie van het centrale zenuwstelsel waardoor het lichaam niet reageert conform het gedrag. Als een auto waarvan de chauffeur zich wellicht correct gedraagt in het verkeer alleen reageert de auto niet conform dat gedrag, er is bijvoorbeeld een slecht functionerende rem.
Het gevoel hebben ‘goed te kunnen ontspannen’ komt lang niet altijd overeen met de werkelijkheid. Een belangrijke groep mensen herstelt overdag niet, zelfs niet wanneer ze daarvoor wel het juiste gedrag vertonen (pauzeren, een middagslaapje, zelfs yoga of meditatie).
Het blijft een hardnekkig misverstand die eenzijdige focus op stress en de gevolgen van stress op onze prestaties en gezondheid. Ik kom het in gesprekken voortdurend weer tegen, het zit kennelijk erg ingebakken in onze over-actieve cultuur.
Daarom nogmaals, en vast niet voor het laatst, de aandacht gevraagd voor waar het dan wél om gaat. Graag verwijs ik nogmaals naar het fantastische artikel van Lucienne van Ek “Het nut van niksen” in Roots 2011.
Lucienne heeft het destijds op een zeer aansprekende en voor iedereen herkenbare manier in beeld gebracht: het gaat niet om stress of de som van alle activiteiten, het gaat om rust, om herstel. We moeten weer leren rusten, ‘niksen’ zoals Lucienne het zo mooi omschrift. “Rust roest” níet, maar is een uiterst effectieve investering in prestatieniveau en gezondheid.
Natuurlijk, er kan allerlei onnodige stressdruk zijn en daar zullen we zeker naar moeten kijken. Maar of iemand ‘onderuit’ gaat, om het zo maar even algemeen aan te duiden, heeft als regel niet zozeer primair met de hoeveelheid stress te maken maar met een tekort aan een evenredig herstel. Wanneer we focussen op het verminderen van stress brengt dat al snel meer stress met zich mee. Wanneer we focussen op herstel ontstaat er aandacht voor heel andere zaken.
Daarom is het betrouwbaar en op individueel niveau monitoren van de mate en de kwaliteit van het herstel en hoe zich dit verhoudt tot de stressdruk in deze moderne tijd geen luxe maar noodzaak. Ik verwijs naar de eerdere blog “Stressvolle beroepen & herstel“.
Er zijn op internet tal van lijsten te vinden van de meest stressvolle beroepen. Een aantal voor de hand liggende kan iedereen tegenwoordig wel opsommen: militairen, politie, brandweer, verplegend personeel, leerkrachten en onderwijzend personeel, personeel in de commerciële luchtvaart, mensen die in ploegendiensten werken, etc.
Al deze beroepen hebben met elkaar gemeen dat er een gemiddeld hoge werkstress is. Werkstress die in veel gevallen niet eenvoudig te verminderen is omdat het inherent is aan het soort werk wat men doet.
Daarom heeft het in deze beroepen dus ook niet zo heel veel zin om het thema “stress reductie” hoog op de agenda te zetten of daar veel van te verwachten. Het zijn juist deze beroepen die iets kenmerkends illustreren, namelijk dat het niet primair de stress zelf is waar mensen door uitvallen of ziek worden, maar de manier waarom men met stress kan omgaan. Deels heeft dit te maken met persoonlijkheid en aangeleerde coping strategieën. Maar voor een heel belangrijk deel spelen hier ook aspecten een rol die veel te weinig op de agenda komen.
Vergelijk het maar met infectie ziekten. Terwijl Louis Pasteur van mening was dat de bacterie de veroorzaker van ziekte was, stelde zijn opponent Béchamp “le microbe n’est rien, le terrain est tout” ( de microbe is niets, het terrein [het interne milieu] is alles). En we hebben allemaal die observatie, niet iedereen in dezelfde leefomstandigheden wordt op hetzelfde moment ziek in dezelfde mate. Op de werkvloer zijn er mensen die altijd meedoen met een verkoudheid of een griep en anderen nooit. De algemene regel die je hieruit zou kunnen halen is dat een ontregeling altijd het gevolg is van twee factoren: de stressor en de gevoeligheid voor die stressor.
Zo is het ook met allerlei andere vormen van stress. Je hebt de stressor, de stress-veroorzakende omstandigheden en gebeurtenissen en je hebt de individuele gevoeligheid daarvoor.
Op het gebied van het aanleren van de juiste strategieën om met stress om te gaan gebeurt al veel, maar er zijn twee zaken die sterk onder belicht blijven en die wel in belangrijke mate bepalend zijn voor de impact die stress heeft op mensen.
Herstel
De fysiologische (zeg maar ‘lichamelijke’) kant van de stress-respons.
Herstel:
Eigenlijk is de focus op stress, die in onze maatschappij sterk toenemend is, niet helemaal juist. Bovenstaande illustreert dat die focus nogal eenzijdig is. De vraag is niet of mensen veel stress hebben en of er een hoge stressdruk is. De kernvraag is of er voldoende hoogwaardig herstel tegenover deze stress staat. Het is te vergelijken met een boekhoudkundige balans waarbij we spreken over ‘inkomen’ en ‘uitgaven’ En we snappen allemaal dat daar een bepaald evenwicht tussen dient te zijn wil je voorkomen dat je sterk inteert op je reserves. Ook hier geldt dat het inkomen feitelijk het meest bepalend is. Iemand kan torenhoge uitgaven hebben maar als het inkomen nog hoger is kan die persoon dat heel lang volhouden. Het inkomen is dan feitelijk bepalend of het uitgaven patroon verantwoord is of niet.
Met stress is het niet anders. Niet de stressdruk maar het herstel dat er tegenover staat is bepalend voor de impact die stress heeft.
Wat is herstel? En hoe bepaal je de kwaliteit en de hoeveelheid herstel die iemand heeft?
Hier komt de grote waarde van de meerdaagse HRV meting om de hoek kijken. HRV staat voor Heart Rate Variability. De variatie in de tijdsintervallen tussen de opeenvolgende hartslagen vertoont in gezonde situatie een zekere variatie. En de mate van deze variatie kan gecorreleerd worden aan een aantal fysiologische parameters. Met name de correlatie met het functioneren van het autonome zenuwstelsel (ANS) staat hier centraal.
Dit belangrijke regelsysteem kent twee sub-systemen, de sympaticus en de parasympaticus, zeg maar de “actieve modus” en de “herstel modus”.
Het innovatieve Finse bedrijf Firstbeat, heeft een methode ontwikkelt die de mogelijkheid biedt om met een zeer geavanceerd en praktische lichtgewicht HRV monitor gedurende meerdere dagen de reacties van het ANS tijdens de normale dagelijkse activiteiten en tijdens de slaap te registreren.
Hierdoor ontstaat een gedetailleerd beeld van de werkelijke balans tussen de “actieve modus” en de “herstel modus” en ook levert het belangrijke informatie op over de mate en de kwaliteit van het herstel in de nacht. Want we weten dat slapen en herstellen helaas geen synoniemen zijn. Je kunt voor je beleving goed slapen en toch slecht herstellen. Daarom hebben de meeste mensen geen goed beeld van hun herstel terwijl we veelal wel kunnen beschrijven wat ons de meeste stress bezorgt.
Doordat de mensen die de meting uitvoeren ook een logboek van activiteiten bijhouden kun je tevens waarnemen of en in welke mate er een relatie is tussen gedrag en gebeurtenissen en de reactie van het stress-systeem daarop. Dit levert relevante informatie op over wat de invloed hiervan is op de mate en de kwaliteit van het herstel.
Hierdoor is het mogelijk om op individueel niveau maatwerk te leveren in de begeleiding en advisering van mensen in stressvolle beroepen. Want ieder mens is weer anders.
Fysiologie:
We hebben in onze moderen westerse samenleving nog steeds te maken met de erfenis van de filosoof René Descartes als het gaat om de scheiding tussen lichaam en geest. Gelukkig zijn er tal van wetenschappelijke ontwikkelingen zoals de Systeem Biologie en de Psycho-Neuro-Immunologie die de jammerlijke eenzijdigheid van dat oude beeld aantonen.Maar helaas blijft dit beeld binnen de reguliere geneeskunde en in de perceptie van veel mensenhardnekkig aanwezig. Het wordt markant geïllustreerd in de begeleiding van werknemers met Burnout. Niet zelden beperkt die begeleiding zich tot het cognitieve stuk en wordt het fysiologische deel vergeten of blijft men hangen in algemeenheden.
Hoe we op stress reageren wordt in belangrijke mate mee bepaald door het functioneren van ons stress-systeem: het autonome zenuwstelsel en de hormonen, onze neurotransmitters en neuromodulators in het zenuwstelsel, de enorme invloed die onze darmen hebben op onze hersenen (Gut-Brain axis) en daarmee dus ook de invloed die voeding heeft, ons bewegingspatroon, onze slaapgewoontes en slaaphygiëne, de invloed van reguliere medicijnen, etc.
Mensen in stressvolle beroepen bedrijven in zekere zin topsport en dienen net als topsporters ook fysiek in een goede conditie te zijn. Daarbij spelen alle hiervoor genoemde factoren een cruciale rol binnen een individuele context. Ook hier geldt dat maatwerk een vereiste is.
Hier liggen grote uitdagingen voor overheid, bedrijven, HR afdelingen, bedrijfsartsen en arbodiensten, coaches en trainers.
Deze constatering hoeft nauwelijks verbazing te wekken. Er zijn ten minste drie belangrijke redenen voor aan te wijzen.
1. Lifestyle advies vertoont als regel veel te weinig maatwerk. Pas wanneer er op individueel niveau gekeken wordt naar de relatie lifestyle (inclusief werk-gerelateerde stress) en stressrespons kan gericht geadviseerd worden. Veelal blijft dit hangen in algemeenheden als ‘meer ontspannen’, ‘meer bewegen’, etc.
2. In de meeste gevallen wordt de fysiologische kant van burn-out vergeten. Wanneer iemand door een (langdurig) te hoge stressdruk burn-out raakt is er altijd sprake van een serieuze ontregeling van het fysiologische systeem dat verantwoordelijk is voor stressrespons. Dit systeem wordt niet simpel en al helemaal niet automatisch gereset wanneer de omstandigheden worden aangepast of wanneer iemand meer inzicht krijgt in de gedragsmatige oorzaken van de burn-out. Mijn stelling en ervaring is dat bij de behandeling van burn-out áltijd ook de fysiologische component aangepakt dient te worden.
3. Veel bedrijven hebben een bedrijfscultuur die geen of te weinig rekening houdt met de noodzaak van voldoende herstelmomenten. Dat betekent in bepaalde gevallen dat het werkklimaat feitelijk ziekmakend is. De bedrijven die dit betreft zullen bereid moeten zijn kritisch te reflecteren op de arbeidssfeer en werkdruk en op basis van maatwerk in advies aanpassingen door te voeren.