Screening voor prostaatkanker blijkt geen significante invloed te hebben op het aantal sterfgevallen door deze ziekte. Maar het risico van over-detectie en overbehandeling is aanzienlijk, aldus een publicatie in het British Medical Journal (BMJ) n.a.v. een 20-jaar durende studie.
Prostaatkanker is een van de meest voorkomende kankers bij mannen over de hele wereld. Screening wordt veel gebruikt in diverse landen, maar blijft omstreden, omdat deskundigen het niet eens kunnen worden of de voordelen de potentiële schade en kosten van overdiagnose en overbehandeling van gezonde mannen overtreffen.
De auteurs zijn van mening dat mannen volledig moeten worden geïnformeerd over de mogelijke gevaren van de behandeling, en de psychologische effecten van vals-positieve testresultaten, voordat ze worden gescreend.
Het is onze nadrukkelijke mening dat preventie van prostaatkanker op een heel ander vlak zou moeten plaats vinden. Periodieke controle van Vitamine D status, beschikbaarheid van voor de prostaat zo belangrijke nutriënten als selenium, zink, vitamine E e.d. zou veel meer impact kunnen hebben tegen een fractie van de kosten in vergelijking met grootschalige screening. Ook de toestand van de productie van de steroïde hormonen (geslachtshormonen en stresshormonen) kan van groot belang zijn. Optimale testosteronspiegels werken namelijk beschermend tegen het ontstaan van prostaatkanker terwijl lage testosteronspiegels juist bevorderend werken.
Het eerder genoemde artikel in de Volkskrant over de Nature studie inzake Anti-oxidanten en kanker maakt weer eens gebruik van de inmiddels bekende en veel besproken Finlandstudie over de relatie tussen inname van Bètacaroteen (bekende oranje/rode kleurstof uit o.a. wortels en fruit) en het voorkomen van longkanker bij rokers. Je wordt er zo langzamerhand wel eens flauw van zo vaak als deze studie weer opduikt.
Hoe zit het nu eigenlijk met deze studie:
De resultaten van de studie toonden aan dat rokers die bètacaroteen innamen een 18% hogere kans hadden op het ontwikkelen van longkanker. Hoewel er minder gevallen van prostaatkanker werd gediagnosticeerd onder degenen die vitamine E kregen toegediend dan degenen die dat niet deden, werd dit punt niet naar voren gebracht, maar dat terzijde.
Wat waren de tekortkomingen in de studie? Het waren er veel.
In de studie wordt alleen gebruik gemaakt van 1/8 tot 1/40 van de dosering van vitamine E waarvan door meer dan 20 eerdere studies was aangetoond dat het leidde tot een verlaging van het risico op longkanker bij rokers.
Er werd slechts 1/10 van de dosering van bètacaroteen gebruikt zoals aanbevolen door andere deskundigen voor de preventie van longkanker bij rokers.
De doelgroep waren mensen uit Finland, ondanks het feit dat zowel de British Medical Journal als de American Journal of Clinical Nutrition aangeven dat Finland een van de slechtste landen ter wereld is voor de uitvoering van kanker/voeding studies omdat:
(1) Finnen hebben een van ’s werelds hoogste consumptie van alcohol door rokers en alcohol interfereert met het verbruik van zowel vitamine E als bètacaroteen in het lichaam, én
(2) Finland heeft een extreem laag niveau van het essentiële mineraal selenium in de bodem, en selenium werkt samen met vitamine E in de rol van kankerpreventie.
Een recente, veel minder bekendheid studie, uitgevoerd in China i.s.m. het National Cancer Institute, maakte gebruik van 50 microgram selenium, samen met 30 mg vitamine E en 15 mg van bètacaroteen. Dit onderzoek betrof 30.000 mensen van 40 jaar en ouder, die ofwel gezond waren of leden onder ‘premaligne oesofagale dysplasie’ [veranderingen van de wand van de slokdarm die voorafgaan aan het ontstaan van kwaadaardige kankerprocessen in die regio]. Degenen die de combinatie van deze drie voedingsstoffen kregen, hadden een significant lager risico op sterven aan kanker en andere ziekten.
Andere punten van kritiek van de studie zijn ook het feit dat de studie begon onmiddellijk na de kernramp van Tsjernobyl, die zich in 1986 voltrok, en Finland was een van de eerste gebieden die te lijden had onder de zware neerslag van radioactief materiaal. Deze variabele verhoogt risico op kanker en dat maakt het werk van deze lage niveaus van antioxidanten moeilijker.
De vorm van vitamine E die werd gebruikt is de minder krachtige synthetische dl-alfa-tocoferol in plaats van de fysiologische vorm d-alfa-tocoferol.
En alle gebruikte supplementen werden gekleurd met quiniline geel, een stof met bekende kankerverwekkende eigenschappen.
De auteurs zelf zijn zo zorgvuldig geweest om erop te wijzen dat er geen andere studies zijn die ooit hebben aangetoond dat er eventuele schade kan ontstaan door het gebruik van bètacaroteen, terwijl veel studies juist gunstige effecten hebben aangetoond. Daarnaast zijn er geen bekende mechanismen voor de toxische effecten van bètacaroteen. Hun algemeen samenvattende conclusie was: “Ondanks de formele statistische significantie, kan deze bevinding heel goed te wijten zijn aan toeval.”
Waarom worden deze feiten nooit genoemd door de journalisten die maar al te gretig de studie van stal halen in hun nimmer aflatende strijd tegen gezonde voeding en voedingsupplementen. Ook hier geldt de oude uitspraak: “Alleen de reinen van hart mogen statistiek bedrijven”. Journalisten zouden moeten stoppen met het citeren van publicaties terwijl ze niet gehinderd worden door enige kennis van zaken.