Zoals ik in blog 2 al heb aangegeven is de schildklier ‘slechts’ een schakel in een keten van processen. Wanneer de schildklier strikts genomen goed functioneert, wil dat bepaalt nog niet zeggen dat daarmee het eindresultaat van de hele schildklierstofwisseling goed is.
De schildklier produceert voornamelijk T4 (L-Thyroxine). T4 is echter een relatief inactief hormoon en het dient nog omgezet te worden in de biologisch actieve vorm T3. Deze omzetting vindt plaats in de organen van het lichaam zoals de nieren, lever, hersenen etc. door een enzym dat ‘iodothyronine 5’deiodinase’ heet. Hoewel T4 ook wel enige activiteit bezit is met name T3 verantwoordelijk voor de effecten die het schildklierhormoon op de stofwisseling hebben.
De omzetting van T4 naar T3 is dus een erg belangrijke schakel in de keten. Een normale T4 productie en een geringe omzetting naar T3 levert evengoed een klachtenbeeld op van een te trage schildklierfunctie (hypothyreoïdie). Focus op alleen de TSH en T4 bloedwaarden leidt dan tot de verkeerde conclusies.
Er zijn tal van factoren die de omzetting van T4 naar T3 kunnen verstoren:
- Antilichamen TPO (auto-immuun schildklierziekte)
- Alpha-liponzuur (supplement)
- Chronische ziekten
- Tabaksrook
- Medicijnen (o.a. anticonceptie Pil, beta-blockers, synthetische oestrogenen, lithium, chemotherapeutica, etc).
- Straling
- Vasten
- Tekort aan groeihormoon
- Zware metalen belasting (o.a. kwikbelasting)
- Hemochromatosis (ziekte)
- Hoge stressdruk
- Zwakte van de bijnierfunctie (Bijnieruitputting)
- Ondervoeding
- Tekorten aan nutriënten (o.a. selenium, zink, vitamine A, B6 en B12)
- Ouderdom
- Lichamelijke trauma’s
- Postoperatieve stress
- Soja