Just another WordPress.com weblog


2 reacties

Schildklier: meest onderzocht en minst begrepen (6)

In deze blog komt “het meest onbegrepen nutriënt” aan de orde, zoals de jodiumspecialist Dr. David Brownstein het noemde: JODIUM.

Een mineraal dat in zekere zin de reeks blogs over schildklierproblemen en kankerpreventie verbindt, want in beide thema’s is jodium een mineraal met enorme betekenis en in beide terreinen is deze betekenis ernstig onderschat. Er zijn boeken geschreven over de enorme waarde van dit ‘vergeten’ mineraal en in een blog leent zich m.i. alleen voor compacte informatie van een beperkte omvang. Daarom zal ik deze en de volgende blog een aantal belangrijke zaken aan de orde stellen over de relatie jodium en de schildklier. Maar houd wel voor ogen dat de rol van jodium zich bepaald niet tot de schildklier beperkt. Alle lichaamscellen zijn jodiumafhankelijk en wel in twee vormen, deels in de vorm van elementair jodium en deels in de vorm van het jodide (bijvoorbeeld kaliumjodide).

Interessant feit is dat het in de 19e en begin 20e eeuw in de VS onder artsen gebruikelijk was, dat ze Kaliumjodide (KI) voorschreven aan patiënten als ze geconfronteerd werden met vage klachten of als ze niet wisten wat ze moesten doen. Gesteund door de breed gedane observatie dat de meeste patiënten daar hoe dan ook van opknapten. Inmiddels is het klimaat in de medische sector ongeslagen in het absolute tegendeel. De bekende jodiumspecialist Prof. Dr. Guy Abraham sprak in dit verband van een alom bestaande jodiumfobie onder artsen. En met deze weerstand is ook het onbegrip over het immense belang van dit mineraal toegenomen.

Sinds het verdwijnen van de kropziekte is er een collectief idee ontstaan dat het dús met onze jodium inname wel goed zit. Niets is minder waar! Daarover later meer.

Jodiumtekort is de nummer 1 oorzaak van schildklier aandoeningen.

Jodium komt in het hele lichaam voor, maar de schildklier bevat de grootste hoeveelheid. Dat kan wel oplopen tot 15-20 mg in geval van een normale jodiumstatuis. DE schildklier heeft het vermogen om jodium te concentreren, op te slaan in het weefsel. Andere organen/weefsels die dat sterk doen zijn de borstklieren (zie blog over kanker), de speekselklieren en de eierstokken. De schildklier gebruikt jodium door het te binden aan tyrosine en thyroglobuline en vormt zo de schildklierhormonen T4 en T3.

De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid voor jodium (ADH) is laag, veel te laag. Waarschijnlijk nét genoeg om geen kropziekte te ontwikkelen. Volgens cijfers van de WHO halen overigens ca. 6 miljoen Nederlanders die ADH niet (ADH=0,150 mg voor volwassene en 0,200 mg voor zwangere en zogende vrouwen). Echter, onderzoek heeft aangetoond dat de optimale dagelijkse hoeveelheid ten minste het honderdvoudige is.

Eén van de problemen in deze moderne tijd is het wijdverbreide gebruik van synthetische verbindingen die Broom en Fluor bevatten. Deze mineralen horen samen met Chloor en Jodium tot de zgn. halogenen. Ze gaan in het lichaam een competitie aan met jodium en alleen door hogere doseringen jodium kan het lichaam deze toxische verbindingen kwijt raken waardoor er weer een normale jodiumstatus wordt bereikt.

Hoewel de weerstand tegen het gebruik van hoge doseringen jodium volstrekt ongegrond is, vergt het verantwoord opbouwen van een gezonde jodiumstatus wel kennis van zaken en daarom dient dit altijd onder begeleiding van een deskundige plaats te vinden. Geen enkel mineraal werkt solistisch in de stofwisseling en juist het samenspel met andere mineralen in de juiste verhoudingen toegediend is van belang voor een correct herstel van de jodiumstatus van het lichaam.

Een belangrijke opmerking moet nog gemaakt worden over de reactie van schildklier bloedwaarden tijdens een traject voor jodium suppletie. Wanneer een arts de schildklierfunctie meet doen ze dat door het bepalen van de TSH en T4 waarde in het bloed. TSH is het hypofyse hormoon dat de schildklier moet aanzetten tot activiteit. Een te hoge TSH (de meningen over wat té hoog is verschillen!) wordt dan opgevat als een indicatie voor een te trage schildklier. Echter, TSH heeft nog een andere functie, waarvan de meeste artsen helaas niet op de hoogte zijn. TSH stimuleert ook de productie van het jodium-transport systeem (NIS). Wanneer er dus veel meer jodium het lichaam inkomt zal de TSH stijgen teneinde een adequater jodiumtransport te realiseren. Als regel trekken artsen bij een dergelijke, soms forse, stijging van de TSH aan de noodklok met de vermelding dat de schildklier (ineens) veel te traag werkt en dat de patiënt toch vooral direct aan de Thyrax moet (synthetisch medicijn dat regulier wordt ingezet bij een te trage schildklierfunctie). Deze conclusie is dan onjuist. De hier genoemde stijging van de TSH als gevolg van de jodiuminname kan tot zeker een half jaar daarna voortduren.


2 reacties

Gevolgen van Pil-gebruik onderschat

In 2011 gebruikte volgens berekeningen van het CBS bijna 38% van de vrouwen tussen de 16 en de 50 jaar de anticonceptiepil. Dat zijn verontrustende cijfers omdat de schadelijke effecten van Pil-gebruik massaal onderschat worden, zowel door artsen/apothekers als door de gebruiksters zelf.

  1. Het vrouwelijk hormonale functioneren maakt deel uit van het omvangrijke en belangrijke regelsysteem dat we aanduiden als het Neuro-hormonale systeem. Dit systeem dient u als een complex netwerk te beschouwen waarbij de onderlinge samenhang en invloed van de afzonderlijke componenten van het regelsysteem op de rest van het systeem groot is. Het is derhalve onjuist om te denken dat je één van de componenten van dit regelsysteem kunstmatig buitenspel kunt zetten zonder dat dit de rest van het regelsysteem beïnvloed.
  2. Verder wordt er geen rekening gehouden met het gegeven dat het gebruik van de anticonceptiepil roofbouw pleegt op verschillende nutriënten van het lichaam, te weten: Foliumzuur, Magnesium, Tyrosine, Vitamine B2, B3, B6, B12, Vitamine C en zink. Dit betekent dat door het gebruik van de Pil een tekort aan deze voedingsstoffen ontstaat, wat op den duur weer leidt tot gezondheidsklachten. en ziekten


8 reacties

De onbekende schaduwzijde van ‘De Pil’

Volgens het CBS is er een duidelijke afname van het aantal vrouwen dat de anticonceptiepil gebruikt. Bijna 7 van de 10 vrouwen tussen 18 en 45 jaar gebruikten in 2008 een voorbehoedmiddel. Van de vrouwen in deze leeftijdscategorie slikte 40 procent de pil. In 1998 was dat nog bijna 50 procent. Op zich is dat goed nieuws, want slechts weinigen realiseren zich dat de pil een allesbehalve onschuldig goedje is. Het voorschrijfgedrag van huisartsen doet overigens anders vermoeden. Hoeveel jonge tienermeisjes krijgen niet zonder blikken of blozen de pil voorgeschreven. Is het niet vanwege de anticonceptie, dan wel vanwege acné of menstruatieklachten.

Afgezien van de onnatuurlijke en ingrijpende consequenties die pilgebruik heeft op de hormale balans van de meisjes en vrouwen, is er een ander nadeel dat doorgaans niet of nauwelijks wordt gecommuniceerd. Om dat te begrijpen is het van belang om iets meer te weten over ‘bijwerkingen’ van reguliere geneesmiddelen.

Er zijn feitelijk twee soorten bijwerkingen. De ene soort staat doorgaans goed beschreven in de bijsluiter. Het zijn effecten die als regel kort na het begin van het gebruik van het geneesmiddel optreden. Daardoor wordt de link meestal vrij snel gelegd, is het niet door de gebruiker zelf, dan wel door de huisarts. Juist daarom is dit de minst gevaarlijke groep van bijwerkingen. Er is een andere groep bijwerkingen die we ook wel aanduiden als ‘depletie effecten’. Depletie effecten zijn tekorten van bepaalde nutriënten (voedingsstoffen) die in het lichaam tal van belangrijke functies vervullen. Doordat reguliere geneesmiddelen meestal zijn samengesteld uit onnatuurlijke stoffen (die in de vrije natuur niet voorkomen), want alleen díe zijn namelijk te patenteren, hebben ze ook een onnatuurlijk effect op het lichaam. Dit onnatuurlijk effect kost het lichaam wat, en soms veel. Het betekent een verstoring van een natuurlijk evenwicht en dit kan er toe leiden dat allerlei stoffen in een ‘tekort’ belanden. Het betekent dat de natuurlijke processen die van deze stoffen afhankelijk zijn steeds meer in de problemen komen. Hierdoor kunnen allerlei andere kwalen en klachten ontstaan. Echter, doorgaans ontstaan die tekorten niet van de één op andere dag, het kan soms wel een paar jaar duren voordat de tekorten dusdanig zijn opgelopen dat er klachten of zelfs ziekten door ontstaan. Het is niet waarschijnlijk dat na zoveel tijd het verband nog wordt gelegd met een geneesmiddel dat al enkele jaren, schijnbaar zonder problemen, wordt gebruikt.

Hoewel je niet kunt spreken van ‘De Pil’ want er is onder die noemer tegenwoordig een heel scala aan verschillende medicijnen op de markt, zijn er wel sterk overeenkomstige depletie effecten van deze groep geneesmiddelen.

De belangrijkste depletie effecten zijn:

  • Foliumzuur
  • Magnesium
  • Tyrosine
  • Vitamine B2
  • Vitamine B3
  • Vitamine B6
  • Vitamine B12
  • Vitamine C
  • Zink

Er is over elk van deze stoffen veel te schrijven, want het betreffen allemaal voor de gezondheid essentiële nutriënten.

Voor dit moment wil ik ‘zink’ er even uitlichten. Zink is één van de zeer belangrijke sporenelementen, betrokken bij een groot aantal processen. Zie elders op de weblog. Zink is een antagonist van koper. Dat betekent dat zink nodig is om koper onder controle te houden. Wanneer er teveel koper is kan dit door de inname van extra zink worden uitgescheiden. En omgekeerd wanneer de zink inname te laag is en de koper inname te hoog dan gaat dit ten koste van de functie die zink heeft in het lichaam.

De zink-koper balans is van uitzonderlijk groot belang voor de gezondheid. Wanneer er te hoge koperspiegels zijn kan dat leiden tot kanker, schizofrenie, (manische) depressie, extreme angsten, paranoia, hallucinaties, epilepsie e.a. De zink inname in Nederland is al niet hoog maar het verbruik daarentegen wel. Vanwege de enorme suikerconsumptie alleen al is het zinkverbruik bij de westerse mens enorm gestegen. Daarnaast krijgen mensen veel te veel koper binnen o.a. via het drinkwater, aangezien we in alle woningen tegenwoordig gebruik maken van koperen leidingen voor het drinkwater. Ook vitamine C tekort en vitamine B3 tekort geven een verdere toename van de koper concentratie in het lichaam. Het is een goed gedocumenteerd feit dat vrouwen die de pil gebruiken te hoge koperspiegels hebben. Deels door de depletie van vitamine C, vitamine B3 en zink, deels doordat ceruloplasmine, een koperbevattend eiwit, sneller wordt geproduceerd o.i.v. de vrouwelijke oestrogenen.

Vanuit het oogpunt van gezondheidsbevordering en ziektepreventie zal het u niet verbazen, dat we tegen de achtegrond van het voorgaande, een afname van pilgebruik onder Nederlandse vrouwen van harte toejuichen.

Het risico dat de gevolgen van pil gebruik leiden tot ongewenste kinderloosheid, is zeer reëel. In die gevallen zal de gynaecoloog geen oorzaak voor de uitblijvende kinderwens kunnen vinden, maar op fysiologisch vlak is die oorzaak er wel.