“Maar kanker is toch vaak genetisch?” zo vroeg een trouwe bloglezer mij.
Dit is een belangrijke vraag. Al was het alleen al vanwege de lading die het met zich meebrengt als iemand de boodschap krijgt dat hij of zij drager is van een gen dat bij familieleden reeds kanker heeft veroorzaakt. We weten allemaal dat er vrouwen zijn die gezonde borsten hebben laten amputeren om te voorkomen dat ze borstkanker zouden kunnen ontwikkelen, omdat ze draagster zijn van het borstkankergen. Het illustreert op schokkende wijze hoezeer kanker omgeven is met angst.
Juist daarom verdient het onderwerp aandacht. Er zijn namelijk hardnekkige misverstanden als het gaat om de erfelijke factoren van ziekten. De ‘oude’ genetica heeft de laatste decennia plaats gemaakt voor de epigenetica. De epigenetica gaat er van uit dat een afwijkende gen alleen doorgaans niet voldoende voorwaarde is voor het ontwikkelen van een ziekte. Er dienen andere, zogenaamde epigenetische factoren te zijn die ervoor zorgen of een gen ook daadwerkelijk tot expressie komt. Denk daarbij aan al die factoren in de celkern die niet tot het DNA behoren. Dat kunnen nutriënten zijn, toxines of micro-organismen. Hoewel DNA tot op heden niet te veranderen is zijn epigenetische factoren doorgaans zeer goed te beïnvloeden.
Prof. Robert Sapolsky, hoogleraar biologische wetenschappen en neurologie en een bekend deskundige op het vlak van o.a. de stress fysiologie (auteur van: “Waarom krijgen zebra’s geen maagzweer?”) schreef in 2000 een artikel in Newsweek Magazine onder de titel: “It’s not all in the genes”. Hij geeft in dat artikel aan dat de rol van de genen met betrekking tot ziekte veel passiever en ondergeschikter is dan doorgaans wordt gesuggereerd. Hij benadrukt daarin de inzichten die in de epigenetica standaard zijn. Door de nadruk te leggen op de genetische gevoeligheid voor een bepaalde kanker wordt in wezen ‘angst’ versterkt. Immers, het wordt daarbij voorgeschoteld als een soort onvermijdelijk ‘Zwaard van Damocles’ dat iemand boven het hoofd hangt. Lees hierover ook het boek van prof. Brian S. Peskin: “Het verzwegen verhaal over kanker”.
Nobelprijswinnaar Daniel Kahnemann beschrijft in zijn prachtige boek over de psychologie van besluitvorming “Ons feilbare denken” dat de mens beschikt over 2 beslissystemen. Respectievelijk Systeem 1 en Systeem 2 genoemd.
“Systeem 1 werkt automatisch en snel, met weinig of geen inspanning en geen gevoel van controle” (pag. 28).
“Systeem 2 omvat bewuste aandacht voor de mentale inspanningen die woorden verricht, waaronder ingewikkelde berekeningen” (pag.28).
Systeem 2 is meer rationeel. De beslissing die door dit systeem wordt genomen is na te rekenen en te reconstrueren. Systeem 1 is meer emotioneel, gevoelsmatig van karakter.
Dan Gardner beschrijft deze beslissystemen in relatie tot het thema ‘Angst’ in zijn eveneens zeer lezenswaardige boek: “Risk – The science and Politics of Fear”. Op een prachtige wijze illustreert hij hoezeer het gebruik van de term “risico” vooral een appel doet op beslissysteem 1 en gebruik maakt van het daaraan gekoppelde gevoel van angst. Angst is ook: rekening houden met een gebeurtenis waar je geen controle op hebt. Mensen belanden gemakkelijk in een “slachtofferrol” immers ze spelen een passieve rol in het (dreigende) gebeuren. Het overkomt je en je kunt er niets aan doen. Door de accentuering van de genetische kant van kanker wordt het thema “angst” dat toch al zo dominant aanwezig is rondom deze diagnose, buitengewoon versterkt.
De inzichten binnen de moderne epigenetica doen een appel op het andere beslissysteem van de mens. Het geeft aan dat er vooral veel mogelijkheden zijn om de epigenetische factoren te sturen. Het doet een appel op de eigen verantwoordelijkheid, op gedrag en dus op de keuzes die we maken. Het geeft de mens weer het gevoel terug van ‘controle’ hoewel dat uiteraard altijd een nadrukkelijke beperktheid heeft, zeker in een tijd waarin de oorzaken van chronische ziekten complexer zijn dan ooit. Ook stroken de inzichten uit de epigenetica met de al eerder genoemde ontdekking van Otto Warburg. Het wordt dus van belang om te kijken welke factoren de zuurstof voorziening in de lichaamscellen beïnvloeden. Daar dient kankerpreventie zich op te richten. Maar dat veronderstelt bewuste keuzes. Daarover de volgende keer meer.