In de reguliere geneeskunde is de productie TSH (=schildklier stimulerend hormoon van de hypofyse) en de productie T4 dé maat voor de schildklier stofwisseling. M.a.w. als deze waarden in het bloed binnen de normaalwaarden vallen dan is er vlgs. de arts met de schildklier niets aan de hand. Om te beginnen is het van belang om even naar die ‘normaalwaarden’ te kijken. Immers, wie bepaalt wat normaal is? Er is in de wetenschap verschil van mening over de gehanteerde normaalwaarden voor TSH. Waar veel artsenlaboratoria waarden tussen de 0,4-4 of 0,5 -5 als ‘;normaal’ beschouwen zijn er van de kant van fysiologen ook geluiden te beluisteren die aangeven dat een waarde van max. 2,0 normaal is. Dat is nogal wezenlijk. Immers iemand met een waarde van TSH=4,2 zal in het eerste geval te horen krijgen dat de waarde goed is of hooguit marginaal verhoogd terwijl in het tweede geval sprake is van een significante verhoging.
Voor alle duidelijkheid als de TSH waarde té hoog is, duidt dat in de regel op een te traag werkende schildklier. Er is een belangrijke uitzondering, maar daar kom ik later op terug.
Daarnaast is het zo dat het hormoon T4 maar een beperkte hormonale activiteit heeft en elders in het lichaam omgezet moet worden in T3, het eigenlijke biologisch actieve hormoon. Wanneer de omzetting T4 naar T3 moeizaam verloopt dan kan iemand keurige TSH en T4 waarden hebben terwijl er dan toch een te trage schildklierstofwisseling is. Je kunt dan feitelijk niet spreken van een te traag werkende klier, maar het resultaat is hetzelfde. Problemen in de omzetting van T4 naar T3 komen heel veel voor en worden regulier doorgaans gemist. De factoren die voor deze verminderde omzetting verantwoordelijk kunnen zijn komen later ter sprake.
Volgens de bekende Amerikaanse arts en schildklierdeskundige Dr. Barnes is het meten van de ochtendtemperatuur een veel betrouwbaarder maat voor de toestand van de schildklierstofwisseling dan het meten van TSH. Dat komt omdat de ochtendtemperatuur een directe afgeleide is van het niveau van de ruststofwisseling en die wordt in belangrijke mate door de schildklier bepaald.
Een ochtendtemperatuur (onder de oksel gemeten) dient tussen de 36,6 en 36,8 graden Celsius te liggen (vrouwen die menstrueren moeten dan wel meten op dag 2 t/m 5 van de menstruatie periode).