Er zijn in de hele discussie over wel of niet vaccineren tegen de Mexicaanse griep een aantal hardnekkige misverstanden. Misverstanden die de gemiddelde lezer niet opvallen omdat ze te maken hebben met de definitie van begrippen die in de communicatie niet nader gedefinieerd worden.
1. Eén van de argumenten om nu het vaccinatie beleid uit te breiden naar jonge kinderen is omdat er enkele ‘gezonde’ jonge kinderen geïnfecteerd zijn die daarna zijn overleden. Daarmee wordt de onvoorspelbaarheid van het virus benadrukt, dit creëert onzekerheid en angst. De centrale vraag is hier wat men bedoeld met ‘gezonde’ kinderen. Ongetwijfeld doelt men daar op een groep kinderen die geen klinische diagnose hadden binnen het regulier medische veld. De vraag is evenwel of dit gelijk gesteld mag worden aan ‘gezond’. We zien met grote regelmaat kinderen in de praktijk die na ontvangst van de eerste vaccinatie cocktails (onderdeel van het Rijksvaccinatie programma) wel degelijk subtiele veranderingen vertonen in hun functioneren. Veranderingen die door consultatie bureau’s en huisartsen als onbetekenend worden aangemerkt. Veranderingen die zich echter niet zelden verhevigen bij volgende cocktails en vaak uitmonden in serieuze problemen. U kunt daarbij denken aan: chronische weerstand vermindering, KNO klachten, darm en/of huidklachten, epilepsie, gedragsstoornissen zoals AD(H)D, PDD-NOS, McDD, Autisme e.a. Het veronderstelt een zorgvuldige manier van kijken naar het functioneren van de kinderen om deze trends waar te nemen. Een manier van kijken die voor ons een integraal onderdeel is van onze manier van werken. De kans is derhalve heel groot dat de overleden kinderen voor de reguliere medici dan weliswaar gezond waren maar wel degelijk al een vorm van immuundeficiëntie hadden als gevolg van de eerder ontvangen vaccinaties.
2. Een ander argument is dat men het vaccinatiebeleid heeft verbreed ‘omdat men dingen wil voorkomen’. Dat veronderstelt dat voor de overheid de keuze is tussen ‘niet vaccineren en de kans op sterfte, hoe klein die kans ook is’ en tussen ‘vaccineren met een vaccin dat bewezen effectief is en weinig bijwerkingen heeft’. Als je het zo brengt lijkt de keuze inderdaad niet moeilijk. Alleen het is gebaseerd op een aantal aannames die aantoonbaar niet kloppen. Het gaat namelijk om de definitie van ‘bewezen’ en ‘bijwerkingen’. Het RIVM heeft al jaren zelf gedefinieerd wat als bijwerkingen van vaccinaties wordt aangemerkt en wat niet. Dat is een boeiende redenering. Stelt u zich voor dat we afspreken dat we op een dag besluiten dat onze huismus niet langer zo wordt genoemd maar we bedenken er een andere naam voor. Tijdens de jaarlijkse tuinvogel telling zal de huismus dan niet meer genoemd worden. Wie houdt wie nu voor de gek? Wij komen in de praktijk dagelijks bijwerkingen tegen van vaccinaties bij jonge kinderen, bijwerkingen die niet passen binnen de definitie van het RIVM en derhalve ‘geen bijwerkingen zijn’. De huismus is ineens geen huismus meer. Zo is het gemakkelijk om je eigen beleid overeind te houden. Verder de term ‘bewezen effectief’, ik schreef daar al eerder een blog over.
De mening van de NPV (Nederlandse Patiënten Vereniging) bij monde van Dr. R. Seldenrijk getuigt van een stuk nuchterheid die ik in alle overheidsberichtgeving mis.
Ik begrijp dat de overweging voor veel ouders moeilijk is. Niet in de laatste plaats vanwege de collectieve suggestie die uitgaat van de officiële instanties, dat je toch onverantwoorde risico’s neemt als ouder. De leugen in dit alles is dat verzwegen wordt dat ouders veel grotere risico’s nemen wanneer ze hun 2 maanden oude baby volgens het gewone programma laten vaccineren. Het is het mechanisme van ‘noem het ongerijmde gewoon en het gewone ongerijmd’. Een omkering van de feiten. En dan blijkt de kracht van de massa en de kracht van suggestie. Een klassiek geworden experiment beschrijft een situatie waar een briljante student gevraagd wordt naar de uitkomst van een berekening die hij natuurlijk goed oplost. Wat hij evenwel niet weet is dat alle medestudenten in het complot zitten en de docent steunen als hij beweert dat de oplossing onjuist is. De ontstane onzekerheid en twijfel overheerst de kracht van gezonde rationaliteit. Dit wordt in de marketingwereld methodisch uitgebuit en ook de communicatieadviseurs van de overheid kennen dit mechanisme. In die zin is de toegenomen mondigheid van de bevolking voor de overheid een ongemakkelijke verandering en het zal ontegenzeggelijk aanleiding zijn tot andere communicatie strategieën in de toekomst.