Just another WordPress.com weblog


Een reactie plaatsen

Wetenschappelijk of niet-wetenschappelijk?

Het is erg gebruikelijk om in de discussie tussen reguliere en niet-reguliere, zeg maar ‘complementaire’, geneeskunde te schermen met de veronderstelling als zou de reguliere geneeskunde synoniem zijn met de wetenschappelijke geneeskunde en de complementaire geneeskunde met de niet-wetenschappelijke geneeskunde. Uiteraard zijn het met name de voorstanders van de gevestigde medische orde die deze tegenstelling graag in de strijd gooien. Er is zelfs een niet nader te noemen maar alom bekende vereniging die haar bestaansrecht aan deze tegenstelling ontleent en hierin een rechtvaardiging vindt om een fundamentalistisch aandoende kruistocht tegen alles wat niet regulier is te voeren.

Hoe juist is deze tegenstelling? In z’n algemeenheid gesproken is deze tegenstelling onjuist. De belangen zijn evident. Het is als de grote kerel die in de kerk tijdens de dienst een harde scheet (vergeef me de uitdrukking) laat en direct verontwaardigd omkijkt naar het kleine jochie dat achter hem zit, die vervolgens een hoog rode kleur krijgt vanwege de gecreëerde insinuatie en z’n onvermogen om de werkelijkheid te benadrukken. De collectieve indruk van de andere gelovigen laat zich raden en de man in kwestie kan tevreden zijn onbeschadigde reputatie in de gemeenschap blijven innemen. Het jochie is geschokt.

Er is heel veel, ik benadruk, heel veel wetenschappelijk materiaal voor handen ter onderbouwing van complementaire behandelingen. Er ontbreekt ook nog heel veel. Net zo als in de reguliere geneeskunde, het is daar niet anders. Een tijdschrift dat dit gegeven als vertrekpunt neemt en dat alleen daarom al het lezen meer dan waard is, is het door de internationaal bekende Engelse journaliste Lynne McTaggert in het leven geroepen “Medisch Dossier” (Nederlandse versie) dat wordt uitgegeven bij Uitgeverij Ode. Het is een Nederlandse vertaling van het Britse maandblad “What Doctors Don’t Tell You” (“Wat artsen je niet vertellen”), naar het gelijknamige boek dat Lynne een aantal jaren geleden heeft geschreven. Een reden om een abonnement op dit blad te nemen zou alleen al het artikel in het februari nummer van dit jaar moeten zijn onder de titel: “Risico’s van het baarmoederhalskanker vaccin”. Onthutsend en verhelderend tegelijkertijd. Niet gebaseerd op vooronderstellingen en theorieën maar op feiten. Lees het zelf, zou ik zeggen. Zéker wanneer u jonge dochters hebt en de intentie hebt om ze bloot te stellen aan deze risicovolle sponsoring van de Pharmaceutische industrie. Als u dan per se wilt sponsoren, stort het bedrag dan direct op hun rekening maar waag daar niet de gezondheid van uw dochter(s) aan.


Een reactie plaatsen

Voedingssupplementen: weggegooid geld?

Ondanks de geruststellende geluiden van, veelal door de overheid gesubsidieerde, conservatieve instituten dat het allemaal wel los loopt met de tekorten die we oplopen en dat de doorsnee Nederlander voldoende uit de dagelijkse voeding kan halen,  bewijst de wetenschap het tegendeel. Anno 2009 is het onmogelijk om alle essentiële voedingsstoffen uit de dagelijkse voeding te halen. Een vraag die ik veel hoor is: “welke supplementen moet ik dan slikken”. In het algemeen kan gesteld worden dat een hoogwaardige multi vitamine/mineraal, een preparaat met essentiële vetzuren (vooral van het Omega -3 type) en aanvullend vitamine C als noodzakelijk moet worden beschouwd. “Maakt het dan nog uit waar ik die koop?”, is dan steevast de volgende vraag.

Helaas wel, hier geldt maar al te vaak: ‘goedkoop is duurkoop’. Ik zal u uitleggen waarom. De kwaliteit van een voedingssupplement wordt bepaald door twee zaken. (1) Wat is de hoeveelheid van de diverse ingrediënten? En (2) In welke vorm zitten deze ingrediënten in het preparaat? Het laat zich raden dat, als de mens dagelijks ten minste 200 mcg Selenium nodig heeft en de voeding levert gemiddeld slechts 35 mcg, een multi die daar nog eens 25 mcg aan toe voegt maar een beperkte waarde heeft. Verder is het van groot belang te weten in welke vorm de ingrediënten worden toegevoegd. Het is de vorm namelijk die bepaalt wat de biologische beschikbaarheid is van de stof, met andere woorden, wat neemt het lichaam ook daadwerkelijk op in de darmen. Want u begrijpt, het gaat er niet om wat u in de mond inneemt, maar wat de dunne darm opneemt zodat het ook echt ín het lichaam komt. De biologische beschikbaarheid van allerlei verbindingen is zeer verschillend. Voor een goede beoordeling van de kwaliteit van een supplement zal die informatie op het etiket vermeld moeten zijn. En daar wringt nu juist de schoen. De wetgever stelt verplicht dat er een zogenaamde ingrediënten declaratie op de verpakking moet staan. Er moet dus op vermeld staan wat er in zit en in welke hoeveelheden. Echter, de overheid stelt geen voorwaarden aan de wijze waarop dat wordt vermeld. Wanneer er een bepaalde hoeveelheid van een zinkverbinding is toegevoegd kan de producent volstaan met de vermelding “Zink  – x mg”. Er zit natuurlijk geen zink in als metaal, maar een zinkzout. En daar gaat het nu juist om. Fabrikanten die, ten behoeve van prijsconcurrentie, kiezen voor de goedkoopste ingrediënten zullen liever niet communiceren in welke vorm de ingrediënten zijn toegevoegd. En het zijn maar al te vaak deze ‘goedkoopste ingrediënten’ die een slechte biologische beschikbaarheid hebben.

Vergelijkt u het eens met een banketbakker. Wanneer die voor kwaliteit gaat dan bakt hij met roomboter. Uiteraard wil hij dat graag communiceren want hij geeft daarmee een kwaliteitskenmerk af. Wanneer de bakker dus niet vermeld dat het om ‘roomboter koek’ gaat, houd er dan maar rekening mee dat hij het ook niet gebruikt heeft, maar bijvoorbeeld margarine. Zo is het ook bij voedingsupplementen. Een producent die het duurdere Se-methylselenocysteïne (vorm van selenium met de hoogste biologische beschikbaarheid) gebruikt zal dat graag willen communiceren. Een fabrikant die alleen maar ‘selenium’ vermeldt gebruikt deze kwaliteit zeker niet.

Wanneer met deze criteria voedingsupplementen worden beoordeeld dan blijkt dat er in veel gevallen sprake is van weggegooid geld. Daarom is mijn advies altijd, als de kosten de beperkende factor zijn is het beter om één keer in de paar dagen een hoogwaardig supplement in te nemen dan iedere dag een inferieur preparaat.